Generische naam/stofnaam Werking, farmacodynamiek



Yüklə 471,66 Kb.
səhifə6/8
tarix21.04.2017
ölçüsü471,66 Kb.
#14654
1   2   3   4   5   6   7   8



      • -blokkers* (zie boven)

      • Calciumkanaalblokkers*  bij vasospastische angor en bij stabiele, niet-vasospastische angor als -blokkers gecontra-indiceerd zijn, over het gebruik van dihydropyridines bij instabiele angor zijn nog onvoldoende gegevens (zie boven)

    • Hyperlipidemie (zie voor de werking van het vettransport en voor de verschillend hyperlipoproteinemieen en hun therapeutische benadering blz. 45 t/m 52)

Clofibraat


  • Fibraten binden PPAR (peroxisome proliferator-activated receptor)  VZoxidatie en synthese lipoproteinelipase (snellere afbraak van VLDL en IDL)  TG

  • De nieuwe fibraten (allen behalve clofibraat) verhogen het HDL cholesterol door de stimulatie van de expressie van apoA-I en apoA-II door PPAR

TD: per os (volledig)

Tmax: kort

PB: 95% (aan albumine)

E: vooral renaal in de vorm van glucuroniden



  • Type III (IDL): plasmaTG met 80% en plasmacholesterol met 50%

  • Type IV (VLDL), type IIb (VLDL en LDL) en lichtere vormen van type IIa (LDL): Nieuwe fibraten kunnen de TGs en cholesterol geassocieerd met de VLDL met 40-50% doen dalen en het HDL cholesterol met 10-25% doen toenemen (hun effect op LDL cholesterol is geringer: meestal een daling rond de 10%)

  • Associatie met harsen (2 h eerder toedienen) versterkt de cholesteroldaling

Nevenwerkingen:

  • GI: nausea, krampen, diarree

  • Zeldzaam: huiduitslag, gewichtstoename, impotentie, leukopenie, anemie

  • Zeldzaam myopathie: krampen, stijfheid, zwakte, gestegen plasma-activiteiten van creatine fosfokinase en glutamaat oxaalacetaat transaminase

  • Galstenen ( lithogeniciteit van gal)

  • Atriale en ventriculaire ritmestoornissen (clofibraat)

Interacties:

  • Fibraten potentieren het effect van de orale anticoagulantie (verdrijven PB)

  • Bij associatie met stanines is er een groter gevaar op myopathie

CI: Lever- en nierinsufficientie, cholelithiase, zwangerschap, lactatie, kinderen

Bezafibraat


Ciprofibraat


Fenofibraat


Gemfibrozil


Colestyramine


Anionuitwisselaars (galzuurbindende harsen) binden cholesterol en galzuren in de darm  galzuurconcentratie  feedback inhibitie van het cholesterol-7-hydroxylase valt weg  cholesterol afbraak  feedback inhibitie van het 3-hydroxy-3-methylglutaryl-CoA reductase valt weg ( cholesterolsynthese door lever) en LDL-receptor expressie op de hepatocyten ( [LDL] en [IDL])

TD: per os (niet)

  • Type IIa (LDL, heterozygote of polygenische vorm): LDL cholesterol met 20%

  • Pruritus veroorzaakt door een gedeeltijke obstructie van de galwegen (colestyramine)

  • Diarree veroorzaakt door absorptiestoornissen van de galzuren zoals kan voorkomen bij de ziekte van Crohn of na resectie van een deel van het ileum (colestyramine)

Nevenwerkingen:

  • TG met 5-20% (verdwijnt meestal na een maand)

  • Onaangenaam gevoel in de mond

  • GI: obstipatie, flatulentie, nausea, braken, diarree, pyrosis, anorexie

  • Bij hogere doses: steatorrhee, gestoorde absoptie van vetoplosbare vitamines

( hypoprothrombinemie, bloedingen)

Interacties: medicatie ofwel 1 uur voor ofwel 4 uur na harsen innemen

CI: Kinderen onder de 6 jaar, steatorrhee, zwangerschap


Colestipol



Simvastatine


De hydroxyzuren van de statines zijn competitieve inhibitoren van het 3-hydroxy-3-methylglutaryl-CoA reductase (het regulerend enzym van de cholesterolsynthese)  cholesterol synthese in lever  LDL-receptor expressie op de hepatocyten ( [LDL] en [IDL])

TD: per os (gedeeltelijk)

best ‘s avonds

T1/2: <4 h

PB: 90%


E: hepatisch (actieve en inactieve metabolieten)



  • Type IIa (LDL, heterozygote of polygenische vorm): LDL cholesterol met 20-40%

  • Type IIb (LDL en VLDL) en type III (IDL): LDL cholesterol met 20-40%, VLDL cholesterol, TG met 20-30% en HDL cholesterol met 10%

  • Associatie met harsen versterkt de cholesteroldaling




Nevenwerkingen (over het algemeen goed verdragen):

  • GI: dyspepsie, nausea, abdominale krampen, obstipatie, diarree

  • Huiduitslag

  • Afwijkingen van leverfunctietesten

  • Lichte skeletspier creatinefosfokinase

  • Zeldzaam myopathie met rhabdomyolyse

Interacties:

  • Bij hoge dosis of associatie met fibraten, nicotinezuur of cyclosporine is er een groter gevaar op myopathie

  • Statines potentieren het effect van orale anticoagulatia en digoxine (verdrijven PB)

CI: Kinderen (sommige statines zijn geregistreerd voor kinderen ouder dan 8/11 bij familiale hypercholesterolemie), leveraandoeningen, zwangerschap, lactatie


Pravastatine


Fluvastatine


Atorvastatine


TD: per os (gedeeltelijk)

T1/2: >4 h

PB: 90%


E: hepatisch

(actieve en inactieve metabolieten)



Rosuvastatine


Nicotinezuur

Activatie van de nicotinezuurreceptor op de adipocyt inhibeert de lipolyse  plasma VVZ  VLDL productie in lever en plasma TG

Een effect op het cholesteryl-ester transfer protein kan mogelijk de HDL cholesterol verklaren



TD: per os 2-6 g, verdeeld over 3 innamen

PB: 0%


E: renaal (metabolieten en oververanderd nicotinezuur)

T1/2: 30-45 min




  • Alle vormen van hyperlipidemie (vooral nuttig bij patienten met zowel hypertriglyceridemie als laag HDL-cholesterol): TG 50%, LDL cholesterol met 20-30%, HDL cholesterol 30-40% en Lp[a] met 40% (mechanisme?)

Nevenwerkingen:

  • flush en pruritus thv het aangezicht en het bovenste gedeelte van het lichaam ( langzaam opvoeren dosis, inname van aspirine 30 min voor het nicotinezuur)

  • braken, diarree, hoofdpijn, duizeligheid

  • afwijkingen van leverfunctietesten

  • gestoorde glucosetolerantie

  • hyperglycemie

  • hyperuricemie

CI: actief peptisch ulcus, lever- en nierpathalogien, DM, jicht, zwangerschap en lactatie

Ezetimibe


Inhibeert de cholesteroltransporter thv de brushborder in de darm  verminderde opname van cholesterol en plantsterolen

TD: per os

E: hepatisch (entero-hepatische circulatie  70% met faeces)



  • wordt aan statines toegevoegd bij onvoldoende effect

Interacties:

  • harsen inhiberen absorptie van ezetimibe en mogen niet tegelijk worden toegediend



    • Bloedstolling

      • Anticoagulantie

Warfarin

Coumarines zijn Vitamine K antagonisten (VKA) die de reductie van Vit. K beletten, waardoor Vit. K niet als co-factor kan fungeren bij de -carboxylatie van stollingsfactoren II, VII, IX en X

TD: per os (volledig)

PB: zeer hoog

T1/2 stollingsfactoren II, VII, IX, X respectievelijk: 6, 24, 40, 60 h (inzetten antiagulerende werking vraagt enkele uren)

WD na stoppen: 4-5 dagen (factoren moeten terug aangemaakt worden)



-

Nevenwerkingen:

  • Stollingsgevaar (bij te lage plasmaconcentratie)

  • Spontane bloeding (bij te hoge plasmaconcentratie)

  • Teratogeen (1e trimester)

Interacties (zie blz. 65-66)


Dabigatran etexilaat

Een factor Xa inhibitor die de klontervorming inhibeert door de omzetting van prothrombine naar thrombine te voorkomen

TD: per os

Primary prevention of venous thromboembolic events in adult patients who have undergone elective total hip replacement surgery or total knee replacement surgery”

-

Heparine


Bindt met hoge affiniteit aan antithrombine III waardoor de interactie met thrombine versneld  tragere omzetting van fibrinogeen in fibrine

(er is een geringer effect op factor X)



TD: i.v. of s.c. (i.m. verwekt heparine een hematoom, per os wordt het niet geresobeerd)

T1/2: 40-90 min



-

  • Omdat niet-gefractioneerde heparine uit een mengsel van moleculen met verschillende MW bestaat is de correlatie tussen concentratie en bloedstolling slecht  aPPT monitoring noodzakelijk

  • Spontane bloedingen (toediening stoppen en eventueel protaminesulfaat i.v. toedienen  vormt een inactief complex met heparine)

  • Thrombocytopenie (minder bij LMWHs): transient (tgv heparin-geinduceerde bloedplaatjesaggregatie) of ernstig (tgv heparin-geinduceerdde anti-bloedplaatjes-AS)

  • Mogelijk osteoporose bij langdurig gebruik

LMWHs

Zijn heparine-fragmenten met een MW tussen de 4000 en 15000 die het effect verhogen van antithrombine III op factor Xa, maar niet op thrombine

TD: s.c.

T1/2: lang



-

Fondaparinux


Is een synthetische pentasaccharide die selectief factor Xa inhibeert

-

Beperkte indicaties



      • Thrombocytaggregatieremmers

Acetylsalicylzuur

(ASA, aspirine)*



Irreversibele inhibitie van het cyclo-oxygenase (vooral COX-1) in thrombocyten en endotheelcellen (zie verder)

-

Een lage dosis aspirine inhibeert de vorming van het TXA2 (in thrombocyten) zonder de vorming van PGI2 (in endotheel)

Zie verder

Dipyridamole

-

-

In combinatie met ASA in secundaire preventie van TIA/ischemische CVA

-

Ticlopidine


Voorkomen binding van ADP aan zijn bloedplaatjesreceptor en inhiberen zo de activatie van het glycoprotein IIb/IIIa complex, de belangrijkste fibrinogeenreceptor

-

-

  • Nausea

  • Diarree

  • Bloedingen (5%)

  • Neutropenie (ticlopidine, 1%)

  • Zeldzaam thrombotisch thrombotopenische purpura (fataal)

Clopidogrel


Glycoprotein IIb/IIIa inhibitoren

-

-

  • Acute coronaire syndromen

  • Percutane coronaire interventies

-



      • Fibrinolytische stoffen

        Streptokinase

        Vormt een stabiel complex met plasminogeen, waardoor dit enzymatisch actief wordt en fibrine afbreekt

        TD: traag infuus

        -

        • Allergische reacties

        • Hypotensie (door onregelmatige opstoten van plaminevorming  vorming kinines)

        • Bloedingen

        Urokinase

        Zet direct plasminogeen om in plasmine

        TD: traag infuus

        -

        • Bloedingen

        Alteplase


        t-PA (tissue plaminogen activator) zijn enzymatische activiteit (omzetting plasminogeen  plasmine) wordt versterkt door de aanwezigheid van fibrine, het werkt dus vooral thv de bloedklonter en minder op plasma plasminogeen

        -

        -

        • Bloedingen

        Reteplase


        -

        -

    • Addendum 1: Aanpak van VKF

Amiodarone

Zie artikel

-

-

Zie artikel



    • Addendum 2: Behandeling van jicht

NSAIDs*

Inhiberen PG-synthese en de facocytose van uraatkristallen

(zie verder)

-

  • Acute jichtaanval

Zie verder

Colchicine

Werkt anti-inflammatoir door te binden aan tubuline (inhibitie van polymerisatie tot microtubuli) en inhibeert zo leukocytenmigratie en fagocytose

TD: per os

Tmax: 2 h




  • Acute jichtaanval (pijn verdwijnt in 12-24 h) 0,5-1 mg als startdosis, vervolgens 0,5 mg/2 h

  • Preventie van herhaalde aanvallen 0,5 mg 1-3 x per dag

  • Vooral: diarree, nausea, abdominale pijn

  • Zeldzaam: perifere neuritis, myopathie, beenmergdepressie

  • 8mg/24 h kan fataal zijn

Glucocorticoiden*

Zie verder

-

  • Soms bij acutejicht aanval

Zie verder

Allopurinol

Wordt omgezet in alloxanthine (door xanthine oxydase), een inhibitor van xanthine oxydase (die ook verantwoordelijk is voor de omzetting van hypoxanthine en xanthine in urinezuur)

-

  • Long-term behandeling van jicht (starten met 100 mg/d minimaal 6 weken na acute aanval, progressief opdrijven, meestal tot 300 mg/d)

  • Hyperuricemie tgv hematologische aandoeningen of tgv chemotherapie (tumor lysis)

  • Combinatie met uricosurica is mogelijk

Nevenwerkingen:

  • GI

  • Allergische reacties (meestal rash)

  • Soms acute jichtaanval bij starten therapie (de eerste weken colchicine of NSAIDs associeren)

Interacties:

  • Toename van effect van mercaptopurine en van cyclofosfamide

  • Toename van effect VKA

Probenecid


Uricosurica gaat reabsorbitie van urinezuur thv de proximale tubulus tegen

-

Tweede keuze bij patienten die verschillende jichtaanvallen hebben gehad, bij wie tophi verschijnen of die jicht en een zeer hoog plamsa-urinezuur hebben (starten met 2 x 250 mg/d minimaal 2-3 weken na acute aanval, progressief opdrijven tot 2 x 1 g/d)

  • Grote kans op vorming uraatstenen in de nieren ( urinevolume hoog houden, en de urine alkaliniseren door orale inname van bicarbonaat)

Benzbromaron




  • Overige farmacotherapie

    • Inflammatie

      • NSAIDs (perifeer werkende analgetica)  zie voor algemene (neven)werkingen blz. 8 t/m 12:

Acetylsalicylzuur

(ASA, aspirine) (salicylaten)




Reversiebele COX-1 en COX-2 inhibitie:

  • PG synthese  vasodilatitie, oedeemvorming, capillaire lekkage, hyperalgesie

  • TXA2 synthese: bloedplaatjesaggregatie

  • Aspirine: irreversiebele COX-1 en COX-2 inhibitie (8 tot 10 dagen in bloedplaatjes = levensduur)




E: hepatische hydrolyse naar salicylzuur (reversiebele COX inhibitie)

T1/2 ASA: 30 min

PB van meeste NSAIDs: >98%


Systemische:

  • Analgetische (325-650 mg om de 4 h)

  • Ant-inflammatoir (4-6 g per dag  veel bijwerkingen, beter ibuprofen of naproxen)

  • Aspirine: secundaire profylaxe van tromboembolische aandoeningen, met name coronaire en cerebrovasculaire insufficientie (75-325 mg per dag resulteert in optimale balans TXA2 inhibitie/ PGI2 productie)

Lokaal:

  • Keratolytische effecten bij wratten

  • Metalazine en sulfasalazine: Inflammatoir darmlijden/IBS (zie boven)

Nevenwerkingen:

  • Salicylisme (doofheid voor hoge tonen, oorsuizen, duizeligheid en hoofdpijn als tekenen van milde intoxicatie)

  • Hoog normale anti-inflammatoire doseringen verhogen O2 verbruik, CO2 productie en stimuleren het ademhalingscentrum

  • Hepatotoxiciteit

  • Remming van tubulaire excretie van urinezuur

Intoxicatie:

  • Profuus zweten

  • Hyperpyrexie

  • Zuur-base onevenwicht

  • Convulsies

  • Coma (met de dood tot gevolg)

Relatieve CI:

  • Kleine kinderen met viraal koorts syndroom (Syndroom van Reye)

  • Patienten met verhoogde bloedingsneigingen

  • Jicht

Diflunisal (salicylaten)


-

Sulfasalazine (salicylaten)


-

Mesalazine (5-ASA) (salicylaten)


-

Paracetamol

(para-aminofenol derivaten)


  • Zwak COX-1/COX-2 inhibitor zonder anti-inflammatoire werking

  • Inhibitie van COX-3 (CZS)  PGE2 synthese  koorts

  • Fenacetine en propacetamol zijn pro-drugs van paracetamol

TD: per os (volledig) of i.v. (propacetamol)

Tmax: 30-60 min

E: overwegend renaal na conjugatie met glucuronzuur en sulfaat

T1/2: 2 h



  • Analgetisch (500-1000 mg per dag, maximaal 4 g per dag bij koorts of pijntoestanden zonder begeleidende inflammatie)

  • Anti-pyretisch

Intoxicatie (10-15 g):

  • Medicamenteuze hepatitis  hepatische celnecrose (na 48 h ) door uitputting van glutation (opstapeling van het intermediair N-acetyl-p-benzoiminochinon die reacties aangaat met proteinen)

Fenacetine

(Para-aminofenol derivaten)



Indomethacine (arylazijnzuurderivaten)

  • Indomethacine: een van de meest potente COX-inhibitoren  krachtige anti-inflammatoire werking

  • Sulindac is een pro-drug van indomethcine met minder GI-bijwerkingen

-

  • Ankyloserende spondylitis (Morbus Bechterew)

  • Sluiten van de ductus arteriosus bij de neonaat

  • Jicht en pseudojicht

  • Koortsremming bij morbus Hodgkin (diagnostische test)

Dosis afhankelijke nevenwerkingen:

  • GI-nevenwerkingen

  • Frontale hoofdpijn

 20% dient therapie te onderbreken

Sulindac (arylazijnzuurderivaten)

-

-

  • NSAIDs met grootste risico op hepatotoxiciteit




Diclofenac (arylazijnzuurderivaten)

-

-

Aceclofenac (arylazijnzuurderivaten)

-

-

-

Tolmetine (arylazijnzuurderivaten)

-

-

-

Ibuprofen (arylpropionzuurderivaten)

Werkt krachtiger anti-inflammatior dan aspirine en indomethacine

TD: per os 3 x per dag

T1/2: 2 h



-

  • Wordt beter getolereerd dan aspirine en indomethacine

Naproxen (arylpropionzuurderivaten)

TD: per os 2 x per dag

T1/2: 14 h



-

Ketoprofen (arylpropionzuurderivaten)

-

-

Fenoprofen (arylpropionzuurderivaten)

-

-

Flurbiprofen (arylpropionzuurderivaten)

-

-

Tiaprofen (arylpropionzuurderivaten)

-

-

Mefenaminezuur (N-fenylanthranylzuurderivaten)

-

-

-

-

Meclofenaminezuur (N-fenylanthranylzuurderivaten)

-

-

-

Fenylbutazone

(pyrazolon derivaten)



-

T1/2: 50-65 h

  • Spondylarthropathieen (met name ankyloserende spondylitis/ Morbus Bechterew) als andere, minder toxische NSAIDs, falen

Nevenwerkingen:

  • Beenmergdepressie

CI:

  • Simultaan gebruik met orale anticoagulantia, glucose verlagende middelen, of orale contraceptiva

  • Hart,- lever- of nierinsufficientie

  • Hematologische aandoeningen

  • Gastro-duodenale ulcera

Piroxicam (oxicams)


  • Niet-selectieve COX-inhibitoren

  • Meloxicam: is effectiever in het inhiberen van COX-2 dan van COX-1, waardoor het beter getolereerd wordt

TD: per os 1 x per dag

T1/2: 57 h



-

Piroxicam: Hoge incidentie van GI nevenwerkingen (met name ulceraties en bloedingen)

Meloxicam (oxicams)


-

-

Tenoxicam (oxicams)


-

-

Rofecoxib (COX-2 selectief)


COX-1 werkt cytoprotectief, COX-2 werkt overwegend inflammatior  selectieve COX-2 inhibitoren hebben minder GI nevenwerkingen

-

Vanwege duidelijke meerprijs:

  • Patienten met een voorgeschiedenis van maag-darmulcera of GI-bloedingen

  • Oudere patienten (>65)




  • Renale effecten en lichte BD

  • Ongunstig effect op de bloedplaatjesaggregatie als gevolg van inhibitie van PGI2 synthese (chronisch gebruik)  CI: verhoogt cardiovasculair risico

Celecoxib (COX-2 selectief)


-

Etoricoxib (COX-2 selectief)


-

Valdecoxib (COX-2 selectief)


-



      • Glucocorticoiden (oplopend in anti-inflammatoir effect):

Cortison


Binding op de sytoplasmatische Glucocorticoidreceptor  dimerisatie en binding aan GRE beinvloeding van eiwitsynthese, effecten op WBC (na 2-8 h):

  • Aantal circulerende polynucleaire neutrofielen (uit beenmerg), infiltratie in inflammatiehaard en migratie uit bloedbaan

  • Aantal circulerende monocyten, basofielen en eosinofielen, migratie in inflammatiehaard, fagocytose

  • Activatie van macrofagen en monocyten (door minder cytokine aanmaak) vrijzetting O2 radicalen en bactericide enzymen, weefselbeschadiging

  • Klonale expansie van geactiveerde T-cel klonen (door verminderde IL-2 productie)

  • Migratie lymfocyten in inflammatiehaard

Effecten op mediatoren van ontsteking (2-8 h):

  • Histaminevrijzetting door basofielen

  • IL-1 synthese  inhibitie van inductie van immuunreactie

  • IL-2, IL-6 e.a. cytokine synthese

  • Productie van PGs (door minder expressie van COX-2)

  • Productie van annexine-1 in leukocyten  inhibitie van fofolipase A2  vorming arachidonzuur

  • IgG productie

Cortison en prednison zijn inactief en worden respectievelijk omgezet tot cortisol (hydrocortison) en prednisolon

TD: per os, parenteraal of lokaal (aerosol, oogdruppels of

–zalf, neusdruppels, intra-articulair, creme, ...)

Vd: dringen door placenta en BBB

T1/2 cortison:

1.5 h

WD cortison:



8-12 h

WD prednison: 12-36 h

WD dexamethason: 36-72 h


  • Anti-inflammatoire

/immuun

suppressieve behandelingen: astma, lokale inflammatoire aandoeningen, allergische reacties, allerhande auto-immuun ziekten, preventie van orgaanafstoting



  • Neoplastische aandoeningen: als onderdeel van cytotoxische therapie (bv. Ziekte van Hogdkin/

lymphogranuloma

malignum), vermindering van



hersenoedeem bij tumoren, als onderdeel van anti-emetische therapie bij chemotherapie

  • Substitutietherapie bij bijnierschors insufficientie (ziekte van Addison)

  • Als geboorte voor 34 weken zwangerschapsduur wordt verwacht, om de longrijping bij de foetus te bevorderen

Nevenwerkingen (na 1-2 weken): metabole effecten:

  • KH: levergluconeogenese, gevoeligheid voor glucagon en adrenaline  glucosetolerantie, glucosurie, hyperglycemie, steroiddiabetes

  • Proteinen: synthese weefsels (niet in de lever), afbraak in de meeste weefsels (met name de spieren),  remming groei bij kinderen

  • Lipiden: potentiatie van de lipolytische hormonen  lipolyse  VVZ in plama, redistributie van vetdepots naar aangezicht en romp (Cushings syndroom)

  • Mineralocorticoid effect (alleen bij cortisol en prednisolon): Na rententie, extracellulair watervolume (eventueel BD), hypokaliemische alkalose

  • Negatieve Ca balans

Feed-back effecten:

  • CRF en ACTH  glucocorticoidenaanmaak  bijnierschorsatrofie (na meerdere weken, regenereerd zeer traag)

  • Steroid-withdrawal-syndroom bij plots stoppen: koorts, myalgie, gewrichtspijn

Mesenchymale effecten:

  • Aantal fibroblasen en collageen productie

  • Proliferatie osteoblasen en synthese van proteinen, collageen en hyaluronaat

  • Potentiering en secretie van parathyroidhormoon  activiteit osteoclasten (osteolyse)

  • Aantal chrondrocyten en kraakbeenaanmaak (gevaar voor kraakbeendestructie bij intra-articulaire toediening)

  • Dunne kwetsbare huid met striae en ecchymosen

  • Risico maagulcus

  • Osteoporose  spontane fracturen (vooral vertebrale compressie fracturen)

  • Soms aseptische, avasculaire beennecrose (vooral femurkop)

  • Myopathie (spierzwakte)

CZS effecten (kunnen vrij vlug optreden maar verdwijnen vlot na stoppen):

  • Euforie

  • Verhoogde alertheid

  • Nervositas

  • Slapeloosheid

  • Depressie

  • Manie, soms psychose

Andere bijwerkingen:

  • Verhoogde vatbaarheid voor infecties, heropflakkeren van latente infecties en/of het verergeren van bestaande infecties

  • Verhoging van intraoculaire druk

  • Heesheid en schimmelinfecties van de orofarynx (bij inhalatiecorticosteroiden)

Relatieve CI: patienten met een voorgeschiedenis van maagulcus, hypertensie, harfalen, (latente) infecties, diabetes mellitus, psychosen, osteoporose en glaucoom

Prednison


Triamcinolon


Betamethason


Dexamethason




Yüklə 471,66 Kb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6   7   8




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©www.azkurs.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin